Die gelegenheid deed zich voor op 14 oktober jl., een dag waarop een sprong terug in de tijd naar het jaar 1511 werd gemaakt. Gouda hulde zich die dag in middeleeuwse sferen. Kort na het middaguur trok een bonte stoet vanaf de Garenspinnerij door de stad richting het oude Stadthuys op het marktplein. Markant onderdeel van de stoet vormde een lange rij van in donderbruin habijt gehulde figuren. Ze hadden puntmutsen op, een wit koord om de middel en hun blote voeten waren geschoeid met sandalen (overigens bleek bij een enkeling iets als broekspijpen onder het habijt te vlaggen en zagen de sandalen er uit als stevige bergschoenen). Jawel, we zagen onze broeders in deze processie, zo’n 20 in getal. Deemoedig schreden ze voort, zo te zien in diepe meditatie en af en toe de om de hals hangende rozenkrans betastend. Een enkeling raadpleegde een met een kruis versierd bruin geschrift, waarschijnlijk mijmerend over het dagelijks brevier.
Aangekomen bij het Stadthuys maakte de groep zich los van de rest van de meute en begaf zich naar de St.Janskerk. In dit bedehuis stelden zij zich bij de ingang in een kring op. In het midden daarvan stond voorganger frater Gerardus. Inmiddels waren de hoofden ontbloot en was het eerbiedwaardig grijs met hier en daar een tonsuur op de kruin te voorschijn gekomen. Helaas, geen jonge fraters! Op een teken van frater Gerardus zette de broederschare een gezang in: ‘Venite adoremus...’, het Monnikenkoor. Na een begeesterend applaus van de toegestroomde goegemeente werden andere hymnes ten gehore gebracht in Romaanse (Latijn) of Slavische (Russisch) taal. Het moet gezegd: de zangkunst werd ingetogen, maar toch gedragen en hartstochtelijk beoefend! Met wapperende tuniek begaf de groep zich vervolgens dieper in het godshuis, waarna onder één van de gebrandschilderde raamwerken opnieuw de spirituele melodieën weerklonken. Kort daarop kon men onze medebroeders midden op het marktplein terugvinden bij de kramen, waar ze zich tegoed deden aan de daar beschikbare victualiën. Dat vormde weer de opmaat naar een indrukwekkende vertolking van hun kunnen in gebouw Ars et Legi. Dit optreden vormde daar een intermezzo bij een verhandeling over het leven van medebroeder Erasmus.
Hiermee kwam een einde aan de deelname van ons fraterkoor aan Zotte Zaterdag. Naar het schijnt zijn na afloop –al dan niet na het nuttigen van een kruikje Erasmusbier- alle broeders (tijdelijk) uit de Orde getreden.